- De uitwerking van het pensioenakkoord dat in 2019 werd beklonken, neemt nog jaren in beslag.
- Veel pensioenbeslissers bij werkgevers zijn nog niet actief bezig met de impact van het akkoord en hebben beperkte kennis van de veranderingen die op stapel staan.
- De maatregel die op de meeste instemming kan rekenen, is de tragere stijging van de AOW-leeftijd.
Medio 2019 beklonken werkgevers en vakbonden op hoofdlijnen een pensioenakkoord dat op termijn het Nederlandse pensioenstelsel radicaal gaat veranderen. Maar de uitwerking roept nog veel vragen op en neemt waarschijnlijk jaren in beslag.
Het pensioenakkoord was het meest duidelijk over hoe de verhoging van de AOW-leeftijd de komende jaren in zijn werk gaat. Belangrijkste gevolg was dat de AOW-leeftijd niet dit jaar al op 67 jaar is komen te liggen, maar dat die leeftijdsgrens pas in in 2024 wordt bereikt.
Wat betreft de gevolgen voor de pensioenen die via pensioenfondsen van werkgevers worden opgebouwd, geeft het pensioenakkoord alleen op hoofdlijnen een invulling. De rode draad is dat pensioenen van werknemers individueler geregeld worden.
Eén van de belangrijkste wijzigingen is dat het huidige systeem met een vaste toezegging over de hoogte van de pensioenuitkering (dus bijvoorbeeld 70 procent van het gemiddelde loon) verdwijnt. In plaats daarvan worden de pensioenpremies in een persoonlijke beleggingspot van de werknemer gestopt. Dit heet een ‘beschikbare premieregeling.’
Het beleggingsrisico ligt straks bij de werknemer. Is de opgebouwde beleggingspot bij pensionering hoog, dan heeft de werknemer een beter pensioen. Valt de beleggingsopbrengst door perikelen op de beurs toevallig een beetje tegen, dan is er ook minder pensioen.
De precieze invulling van het nieuwe pensioensysteem neemt nog jaren in beslag, aangezien het kabinet de invoering heeft opgeschoven naar 2027.
Gevolg is dat er voor werkgevers nog veel onduidelijk is en dat de kennis van de beoogde verandering beperkt is. Dat blijkt uit een peiling van bureau Ipsos in opdracht van Aegon Cappital, de pensioentak van verzekeraar Aegon die 5 miljard euro aan vermogen beheert voor 5.600 werkgevers en ruim 283.000 werknemers.
Het onderzoek werd uitgevoerd onder 250 beslissers die verantwoordelijk zijn voor de collectieve pensioenregeling bij bedrijven. Hierbij werd onder meer gevraagd naar de bekendheid met 5 belangrijke elementen uit het pensioenakkoord.
Beperkt deel pensioenbeslissers bij bedrijven bekend met overstap naar beschikbare premie
Uit de tabel hieronder blijkt dat de meest concrete maatregel, de tragere stijging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar, ook de meeste bekendheid geniet: 70 procent van de ondervraagden is hiermee bekend.
De andere cruciale maatregel, namelijk 'elke pensioenregeling wordt een beschikbare premieregeling', is echter bij liefst 46 procent van de ondervraagden nog niet goed bekend.
In het onderzoek van Aegon Cappital en Ipsos werd ook gevraagd naar de mening van pensioenbeslissers bij werkgevers over diverse maatregelen.
Opvallend is hier dat de tragere stijging van de AOW-leeftijd als meest positief wordt beoordeeld. Bij elkaar 71 procent van de ondervraagden beoordeelt deze maatregel als positief tot zeer positief.
Aan de andere kant is slechts een nipte meerderheid van 51 procent positief tot zeer positief over de overgang naar een beschikbare premieregeling. Dit laatste is opmerkelijk, omdat het nieuwe systeem werkgevers een meer voorspelbare pensioenlast geeft.
Met een beschikbare premieregeling lopen bedrijven niet meer het risico dat ze de buffers van pensioenfondsen moeten aanvullen als het minder gaat op de beurs. Het beleggingsrisico komt immers bij de werknemer te liggen, terwijl de werkgever in financiële zin alleen de premiebijdrage in de gaten moet houden.